Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daarna zeide God tot Jakob: Maak u op, trek op naar Beth-el, en woon aldaar; en [1]maak daar een altaar dien God, Die u verscheen, toen gij vluchttet voor het aangezicht van uw broeder Ezau. 1. Om te gedenken aan de beloften, die Ik daar aan u gedaan heb, en gij aan mij; boven, hfdst.28 vs.13,14,20. Dit schijnt daartoe te dienen, dat Jakob getroost en gesterkt mocht worden tegen de vrees, waarmede hij bevangen was; zie hfdst.34 vs.30.